EEN SCHRIJVERSLEVEN IN VOGELVLUCHT
Paul Koeck werd op 20 augustus 1940 in Boom geboren onder het teken van de Leeuw. Hij was het eerste kind van Alfons Koeck (°1913) en Elza Van de Velde (°1919). Later zou hij nog het gezelschap krijgen van zus Annie (°1944) en broer Walter (°1946).
De familie Koeck leefde in een rustige uithoek van Niel, waar Paul beschermd werd opgevoed: hij had een moeder 'uit de boekjes', die zich veel met de kinderen bezig hield, hem weliswaar strenge eisen stelde, maar met veel liefde en genegenheid omringde en vooral veel verhaaltjes vertelde. Op die manier gaf ze hem een reeks idealen mee zoals rechtvaardigheid en verdraagzaamheid.
Vader was een gesloten, teruggetrokken steenbakker, die zich waar maakte als lokale voetbalvedette. Net zoals hij vanuit zijn doel vanop afstand het spelverloop volgde, hield hij zich op de achtergrond in het gezin.
In 1949 verhuisde de familie naar het centrum van het dorp, waar zij een café overnam, dat door heel wat notabelen werd gefrequenteerd. Aangezien zijn ouders nu heel wat minder tijd voor de kinderen konden vrijmaken, moest Paul voor zijn broertje zorgen.
Nu maakte hij kennis met een hardere werkelijkheid dan diegene die moeder hem had voorgespiegeld: in de Rupelstreek waar kinderen op hun achtste moesten helpen, op veertien gingen werken en op achttien trouwden, waren de mensen kort van stof, ruw en ongezouten, en zij kwamen rond voor hun mening uit.
Dit had een nefaste invloed op de gevoelige knaap die zich defensief begon op te stellen. De toverachtige wereld uit zijn moeders verhaaltjes bleek niet te bestaan, en zelf kon hij evenmin aan die idealen beantwoorden: hij voelde zich buiten de groep gestoten.
In het vijfde leerjaar van de lagere school kwam hij terecht bij een onderwijzer, "nog zo een echt ouderwetse plattelandsonderwijzer, die veel belang hechtte aan het schrijven van opstellen. Hij legde een 'gouden' boek aan, waarin de betere opstellen geschreven werden. Hij las die dan telkens voor met het resultaat dat vele kinderen die gewoon nabootsten. Op een zeker ogenblik gaf hij de klassieke opdracht een droom te vertellen. Om een of andere reden had ik het niet gedaan zoals de anderen maar een eigen ideetje uitgewerkt en hij vroeg me mijn opstel in het gouden boek vooraan in de klas te komen schrijven. Nu was ik maar een middelmatige leerling, ik kon me in mijn milieu niet helemaal waarmaken, maar met dat opstelletje sprong ik er even uit..." (Koeck in Koreander mei-juni 1984, blz.3).
Aangemoedigd door dit resultaat begon Paul verhaaltjes voor leeftijdsgenoten te pennen. Het schrijven zou niet meer stoppen.
In 1956 begonnen de Koecks met de uitbating van het clubhuis van Bell Telephone te Hoboken. Paul kon er zich helemaal uitleven op de uitgestrekte sportvelden. Net als zijn vader die hem, zoals hij later constateerde, meer onderhuids had meegegeven dan hij vermoedde, was hij een steengoed doelman (bij Beerschot n.b.), maar bovendien kon hij nog meer dan behoorlijk overweg met de basketbal (BUS-Lier) en de tennis-racket.
Na zes jaar Koninklijk Atheneum Boom, werd hij naar het internaat in Lier gestuurd. Daar heerste de zogenaamde 'stadsmentaliteit'. Hij ontmoette er mensen die niet alleen een ander dialect spraken en de nieuweling uitlachten, maar tevens studenten die eerder 'steken onder water' uitdeelden dan voor hun mening uitkwamen. Weer voelde hij zich buitenspel gezet, de heimwee naar zijn jeugd knaagde.
Intussen werkte hij aan drie romans: ze werden nooit gepubliceerd.
Tijdens zijn studies voor onderwijzer in de Rijksnormaalschool te Lier behaalde hij zijn eerste succesje: hem werd de Prijs van de Jonge Nederlandse Literaire (1960).
Na het behalen van zijn diploma (1961) legde hij zich toe op het onderwijzen van karaktergestoorde kinderen en studeerde nog twee jaar voort aan het Instituut voor Journalistiek te Gent. Deze studies stelden hem later in staat om als free-lance journalist zijn schrijverscarrière aan te vatten.
Op 20 juli 1963 huwde hij de secretaresse Helena Dijck, met wie hij reeds vijf jaar vrijde. Ze schonk hem twee kinderen: Hilde (°1964) en Siegfried (°1968).
Een jaar later debuteerde hij met 'Litte', een boek dat helemaal doordrenkt was van de fatalistische sfeer van zijn geboortestreek.
Na een tijdje in Deurne, waar Paul tot 1972 in het Bijzonder Lager Onderwijs had les gegeven, en Brasschaat gewoond te hebben, kocht het jonge gezin een villaatje in Mortsel. Koeck had het onderwijs vaarwel gezegd en begon aan een full-time schrijversjob, financieel geruggesteund door zijn journalistiek werk.
Toen hij in 1973 ook scenario's en toneel begon te schrijven (vooral in opdracht van diverse toneelgezelschappen en de BRT, de NOS en de VARA) had hij al zeven romans, één novelle en enkele verhalen op zijn actief staan. Niet slecht voor iemand die per slot van rekening tot 1971 overdag een ander beroep had uitgeoefend.
Koeck had nu zeeën van tijd om zich aan zijn levenstaak te wijden, tijd die hij trouwens tot de laatste minuut benutte om zijn projecten degelijk voor te bereiden, te stofferen en uit te werken. Op korte tijd leverde hij het bewijs dat hij een veelzijdig en creatief schrijver was, wiens werk, op welk vlak of in welke discipline ook, niveau haalde en bleef halen. Dit gedreven en dynamische vakmanschap vind je in het Vlaamse landsgedeelte enkel nog bij Hugo Claus terug. Koninklijk gezelschap dus.
Het autobiografische element dat voortdurend een rol speelde (speelt) in zij oeuvre, er soms levensecht aanwezig in was (is), brak hem zuur op toen de weduwe van Constant Marnef, van wie sprake is in een van zijn verhalen, een proces tegen hem inspande. Op 18 januari 1984 werd Koeck door de Vierde Kamer van het Hof van Beroep te Antwerpen veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 500.000 frank en werd de verhalenbundel 'Strelingen van de afscheidsengel' bij rechterlijk dwangbevel uit de handel genomen.
Het huwelijk met Helena, die moeite had om sereen samen te leven met een full-time schrijver, die met de regelmaat van de klok zowel personen uit zijn onmiddellijke omgeving als gemeenschappelijk beleefde gebeurtenissen in zijn boeken verwerkte, liep niet van een leien dakje, en in 1983 gingen Helena en Paul uit elkaar. Achter een relatie van vijfentwintig jaar werd definitief een punt gezet.
Na vier jaar in groepsverband in een boerderij in Zeeuws-Vlaanderen te hebben geleefd, vestigde de schrijver zich in het centrum van Antwerpen, waar hij ging samenwonen met zijn nieuwe grote liefde, Reinhilde Dewit.
Sinds 1988 werd hij bedrijvig als secretaris van P.E.N.-Vlaanderen. Samen met zijn Reinhilde zorgde hij voor een vlekkeloze organisatie van het in 1989 in Vlaanderen gehouden internationale P.E.N.-post-congres.
In het tweede V.T.M.-jaar(1990) werd Koeck aangezocht om de dramatische produkties te superviseren. Te zamen met zijn geregelde optredens in verschillende televisiespelletjes, panels, enzomeer, betekende dit een nieuwe bron van inkomsten. Zijn nieuwe opdracht beschouwde de schrijver evenwel eerder als een uitdaging om het peil van het Vlaamse t.v.-drama op te krikken.
Nog even kwam hij in de belangstelling met een omstreden boek over 'Notaris X'. Zijn echte literaire werk lag echter stil sedert het verschijnen van 'De gigolo' midden in de jaren tachtig. Ook in de literatuur had V.T.M. dus een nefaste invloed. Gelukkig doorbrak 'Waterproef' de ban einde 1992. Hert werd een roman die zich kon spiegelen aan het oeuvre van Gabriel Garcia Marquez en als ambitie had een soort van geschiedenis van het Vlaamse volk te schrijven.
In 1991 verhuisde de schrijver naar een hoeve in Buggenhout. Hij kocht teven een huis in Spanje aan, in een bergachtige streek, waar hij geregeld weken of zelfs maanden verbleef.
In 1994 verraste hij met de novelle 'De merkwaardige verrijzenis van Angel Arcadio Picasso', waarmee hij al de Spaanse invloed etaleerde.
In hetzelfde jaar was hij de man achter de succesvolle tv-reeks 'Moeder waarom leven wij?', dat VTM op de buis bracht. Het was gebaseerd op het werk van Lode Zielens.
1995 was het jaar dat hij zijn liefde voor Reinhilde Dewit in een huwelijksband omzette. Ze woonden al vele jaren samen.
Drie jaar later rolde 'De koude persing' van de persen, een roman die reeds de richting uitwees waarin de schrijver zou evolueren: de thriller. De oude geëngageerde Koeck komt hier weer even om het hoekje kijken doorheen het personage van een voormalige leraar die een boek schrijft over malafide praktijken in de toeristische sector in een Catalaans dorpje.
Intussen was hij ook gestart hij met de voorbereidingen van een bewerking van het oeuvre van Gerard Walschap voor televisie. 'Ons Geluk' kwam op de buis in 1996 en werd een enorm succes voor de privézender. Enkele jaren later zorgde hij ook voor een tv-bewerking van 'Veel geluk, professor' (2000) op basis van de roman van Aster Berkhof. Ook deze serie werd door VTM uitgezonden.
Tussendoor had hij nog 'Reyniers, superflik' op de markt gegooid. We wisten het al lang: Koeck draait zijn hand niet om om over te schakelen van fictie naar non-fictie en tussen de soep en de aaredappelen ook nog een toneelstuk te schrijven.
Zijn meest succesvolle roman tot op heden, 'De bloedproever (1999), wordt genomineerd voor de AKO-literatuurprijs 2000. De jacht op bloed staat centraal in deze vlotlezende roman.
In 2001 nam zijn echtgenote zijn taak als supervisor drama over, terwijl hijzelf voorzitter van PEN werd.
Twee jaar later verscheen 'Het doorgeefmeisje' (2003), over een vrouw die haar schoonheid gebruikt om anderen te manipuleren.
Op 9 augustus 2003 werd de auteur door een hersenbloeding getroffen. Na wekenlang in coma te hebben gelegen ontwaakte hij ten slotte en bleek hij grotendeels verlamd te zijn. Een lange periode van revalidatie brak aan, te beginnen in het ziekenhuis 'De Bijtjes' in Vlezenbeek. Er zouden nog verschillende jaren overheen gaan vooraleer Koeck weer in staat was om te schrijven: eerst langzaam en voor heel beperkte tijd, daarna enkele uurtjes. Door zijn beperkte mobiliteit zag Koeck zich verplicht zijn hoeve te verkopen en naar een woning op zoek te gaan die beter geschikt was. Zo kwam hij in Opwijk terecht waar hij sindsdien in een villa woont.
De roman die bijna klaar was toen hij door de beroerte werd getroffen, werd in 2004 gepubliceerd: 'Le petit Belge' was een misdaadroman.
Na een heruitgave van zijn 'Zwarte mysteries in België' (2008) verscheen zijn nieuwste roman 'Voorbijgangers' (2008), waarin het bezoek van een Hongaarse vrouw de hoofdpersoon aanzet op zoek te gaan naar de geschiedenis achter een aangekochte hoeve.
Niettegenstaande de auteur nog steeds niet volledig hersteld is en het schrijven nog moeizaam verloopt, laat hij zich niet uit het lood slaan, mede dankzij de steun van zijn echtgenote.
Wie meer over Koecks werk wil lezen kan dat in mijn monografie:
Op zoek naar Paul Koek, SAM, 182 blz.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Liefst niet anoniem reageren, dat is zo onpersoonlijk.