maandag 13 april 2009

Kibbelen over faciliteiten

Faciliteitengemeente is een typisch Belgische term die ingevoerd werd in 1964 toen er een compromis tussen Vlamingen en Walen werd gesloten met betrekking tot de indeling in taalgebieden in het land. Daar waar de heisa in Voeren met de afzetting van Happart langzaam uitdoofde en alles zich snel normaliseerde in de streek van Moeskroen-Ronse, blijft het rommelen in de Brusselse rand.

De aanvaarding van het Nederlands
In het onafhankelijke België was er maar één officiële bestuurstaal tot 1932: het Frans. Het duurde tot 1932 voor het Nederlands als bestuurstaal aanvaard werd. In hetzelfde jaar werd de Gentse universiteit volledig vernederlandst.
Er volgden enkele talentellingen die het taalkarakter van een gemeente moest bepalen.
De laatste officieel erkende talentelling vond in 1947 plaats en toen de (omstreden) resultaten (pas) in 1954 werden bekendgemaakt, werd besloten drie gemeenten een tweetalig statuut te verlenen: het betrof de gemeenten Evere, Ganshoren en Sint-Agatha-Berchem. In vier Brussels randgemeenten werden faciliteiten voorzien voor de Franstaligen: Drogenbos, Linkebeek, Kraainem en Wemmel.
Na heel wat gepalaver in de periode 1961-1963 werd de taalgrens officieel vastgelegd op 1 september 1963, hetgeen betekende dat men de provincies zoveel mogelijk eentalig wilde maken. Alleen de provincie Brabant was tweetalig, maar dat werd op 1 januari 1995 hersteld door de provincie in een Vlaamse en Waalse provincie op te splitsen.

De geboorte van een Belgische term
Zo werden Vlaanderen en Wallonië dus duidelijk gescheiden entiteiten (en laten we gemakkelijkheidshalve het Brussels tweetalig gewest en de Duitstalige Oostkantons buiten beschouwing), maar ontstond er een probleem voor de gemeenten die zich aan de taalgrens bevonden: daar woonden immers zowel Nederlands- als Franstaligen. Hoe daar een regeling treffen? Zo werd de term 'faciliteitengemeenten' geboren. In gemeenten die overwegend Nederlandstalig waren maar waar minimum 30% Franstaligen woonden, werd de laatsten faciliteiten toegekend: men kon dus bestuurlijke zaken in zijn moedertaal laten afwikkelen indien men erom vroeg. 
Waar Franstaligen in de meerderheid waren en de Nederlandstalige inwoners minimum 30% vertegenwoordigden, kregen de Nederlandstaligen faciliteiten.
Een gelijkaardige regeling werd getroffen voor de Oostkantons met betrekking tot de Duitstaligen.

Problemen in de Voerstreek
De Voerstreek behoorde oorspronkelijk tot de provincie Luik maar werd bij de vaststelling van de taalgrens naar Limburg overgeheveld omdat Vlamingen er de meerderheid vormden. Als José Happart, Waals politicus, na een overwinning van zijn partij Action Fouronnaise burgemeester wordt, beginnen de conflicten tussen Frans- en Nederlandstaligen door de halsstarrige houding van de burgervader stilaan uit de hand te lopen. Er worden zelfs echte 'veldslagen' tussen extremisten van beide kanten uitgevochten. Met de afzetting van Happart op 30 september 1986 wegens niet-naleving van de taalwetgeving wordt een begin van een oplossing gevonden. Er volgen nog jaren van achterhoedegevechten maar mede door de talrijke Nederlandse inwijkelingen krijgen de Nederlandstaligen uiteindelijke het overwicht in de gemeenteraad en keert de rust weer.

Van het westelijk front geen nieuws
Aan de West-Vlaams-Henegouwse grens vielen er weinig incidenten te noteren. Plagerijen of pesterijen kwamen er haast niet voor en zowel in Ronse als in Moeskroen word je door de middenstand in de twee landstalen verwelkomd. Kleine dingetjes wijzen erop dat de taalgroep die de meerderheid uitmaakt op zijn strepen staat: zo bijvoorbeeld vind je in Moeskroen weliswaar tweetalige straatnaamborden, maar werd de Franse naam in grotere letters afgedrukt dan de Nederlandse. Waarop Ronse net het omgekeerde deed.

Rond Brussel woedt de strijd
Het pijnpunt bleef de Brusselse faciliteitengemeenten (Drogenbos, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wezembeek-Oppem, Kraainem en Wemmel). Deze waren van oorsprong Nederlandstalig en op het ogenblik dat de taalgrens werd ingevoerd woonden er slechts een beperkt aantal Franstaligen, maar door de massale inwijking uit Brussel en Wallonië keerde het tij zodat vandaag de dag in de meeste gemeenten een Franstalige meerderheid is gekomen. De bedoeling van faciliteiten was om de Franstaligen, die zich in een Nederlandstalige gemeente vestigden, een helpende hand te reiken om zich langzaamaan te integreren. Maar aangezien Franstaligen doorgaans moeite hebben met het accepteren van een andere taal, gebeurde dat niet, zodat de oorspronkelijke bedoeling van de regeling helemaal verloren ging en de Brusselse rand, die in het Vlaamse landsgedeelte ligt en dus in principe het Nederlands als voertaal heeft, compleet aan het verfransen ging. De 'olievlek van Brussel' breidt zich steeds verder uit en besmet nu ook verderop liggende steden en gemeenten zoals Vilvoorde, Zaventem, Machelen, Meise tot zelfs Halle toe.

Is zich aanpassen zo moeilijk?
Het is een kwestie van cultuur: de Vlamingen die zich einde van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw als fabrieksarbeider in het industriële Wallonië vestigden, integreerden zich perfect, omdat het nu eenmaal in de aard van een Vlaming ligt om zich aan te passen aan de streek waar hij woont. 
De Waal (bij uitbreiding de Franstalige) heeft die eigenschap niet en blijft zijn taal spreken, ook al bevindt hij zich in hartje Vlaanderen. Zo creëert hij een huizenhoog probleem omdat hij zijn halsstarrige houding weigert af te leggen. Als je de Franstalige logica volgt zouden er binnenkort beter faciliteiten voor Vlamingen moeten ingevoerd worden op Vlaams grondgebied!

Angst en verontwaardiging
De angst van de Vlamingen voor verdere verfransing van hun grondgebied staat hierdoor lijnrecht tegenover de eis van de Walen die het een fundamenteel mensenrecht vinden dat eenieder zijn eigen taal gebruikt waar hij zich ook vestigt. Hun verontwaardiging voor het hun aangedane onrecht blijkt uit het onderzoek dat ze van Europa eisten om zich als minderheid te laten erkennen en bepaalde rechten op te eisen. Drie rapporteurs gestuurd door de Raad van Europa kwamen de niet-benoeming van drie Franstalige burgemeesters in drie Brusselse faciliteitengemeenten navlooien.

Hoe komen we eruit?
Elke verkiezing is het dus hommeles in het Belgische huishouden en staan Vlamingen en Walen met getrokken messen tegenover elkaar. Extremistische partijen zoals het Vlaams Belang en NVA aan Vlaamse kant en het FDF aan Waalse kant slagen er telkens in om de andere partijen tot extremere standpunten te bewegen en uiteindelijk alle coalitiebesprekingen voor het vormen van een nieuwe regering steeds meer te bemoeilijken. Een oplossing voor een definitieve regeling van de faciliteiten (afschaffen voor de Vlamingen, permanent houden voor de Franstaligen) is nog niet voor morgen en zal politieke moed van beide kanten vereisen.




















Al de faciliteitengemeenten op een rijtje:

1.In het Nederlandse taalgebied met faciliteiten voor Franstaligen:
Mesen (2), Spiere-Helkijn (4), Ronse (5), Bever (7), Herstappe (15), Voeren (16)
Brusselse regio: Drogenbos (9), Linkebeek (10), Sint-Genesius-Rode (11), Wemmel (12), Kraainem (13), Wezembeek-Oppem (14)  

2.In het Franse taalgebied met faciliteiten voor Nederlandstaligen:
Comines-Warneton (Komen-Waasten) (1), Mouscron (Moeskroen) (3), Flobecq (Vloesberg) (6), Enghien (Edingen) (8)

3. In het Franse taalgebied met faciliteiten voor Duitstaligen:
Malmedy (17), Waimes (18)

4. In het Duitse taalgebied met faciliteiten voor Franstaligen:
Lontzen, Raeren, Eupen, Kelmis (19-22), Burg-Reuland, Sankt-Vith, Amel, Bütgenbach, Bülingen (23-27)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Liefst niet anoniem reageren, dat is zo onpersoonlijk.