dinsdag 25 september 2012

Een tweede Lof der Zotheid was leuker geweest

In 2006 schreef Monika van Paemel een pamflet getiteld 'Te zot of te bot'. Hierin beschrijft ze hoe de nuchtere Nederlander en de gemoedelijke Belg tot onherkenbare, onverdraagzame burgers zijn geworden. Centraal stelt de auteur het probleem van de multiculturele samenleving en hoe we daarmee omgaan. De autochtone burger die zich door de overheid in de steek gelaten voelt, steekt zijn voet wrokkig tussen de deur.

Je valt niet achterover
Is dat nieuw? Spat haar tekst als een aardbeientaart in ons gezicht uiteen? 
Jammer genoeg is dat niet het geval. De dingen die zij te berde brengt heb ik al lang kunnen constateren, net zoals de bakker, de buschauffeur of de verpleegster die niet constant lopen te slaapwandelen.

Dat extreme standpunten verkondigen vaak voortkomt uit een gebrek aan kennis en dat de vrijwaring van de vrijemeningsuiting noodzakelijk blijft om extremisten van antwoord te kunnen dienen is niet direct een innovatieve gedachte. Dat men in naam van een religie  of ideologie niet mag vernietigen met woorden of wapens is de evidentie zelf. En zo kan ik nog wel enkele uitspraken opsommen waarmee je open deuren intrapt. Van Paemel catalogeert wat reeds algemeen geweten is, ook al dateert de tekst van zes jaar terug. De problematiek is niet jong. De analyses evenmin.

Haar Nederlandse vriendin Katrijn herkent ze naar eigen zeggen niet meer: ook zij ruilde haar lieve zelf in voor sjagrijn en zuurdesem. Zij zweerde af wat ze voordien met verve verdedigde. Waar gaat dit naartoe, vraagt de auteur zich af, waarop ze de discussie aangaat.

Van Paemel ergert zich aan het sneren en schelden op haast alles wat beweegt, ook door de progressieve medemens, aan de hypocrisie van de ruimdenkenden die plots heel wat minder ruimdenkend blijken als ze zelf betrokken partij raken, aan de islamitische gemeenschap die niet adequaat reageert op haar zonen, die kleine tirannen. Nu ja, zij is niet de enige.

Reikt ze oplossingen aan vraag je je dan af?
Ik ben me ervan bewust dat een uitweg zoeken niet evident is. Waar politici, onderzoekers en de knapste koppen in de Lage Landen -en daarbuiten- zich al decennia het hoofd over breken, los je niet in een vingerknip op en ik waag me niet op deze slappe koord. Het grote verschil is evenwel dat ik geen pamfletten schrijf en niet de ambitie heb om maatschappelijk te willen wegen.
Voor onze literaire prinses is het zonneklaar: "we zijn de weg kwijt en slaan door" (blz. 7) en verliezen ons in zelfzuchtige reacties waardoor de reële problemen en de zwaarwegende ongelijkheden in onze graaicultuur onder de mat worden geveegd.

Zou het dan niet sympathiek zijn mocht ze ons enkele ideeën aanreiken hoe die weg terug te vinden of een indicatie geven in welke richting we ons moeten begeven? Het pleidooi voor redelijkheid en begrip uit de inleiding strandt op wat onderhuids gemoraliseer als "dat je niet kunt verwachten dat een vreemdeling je taal aanvaardt als je haar zelf verbastert" (blz. 12of "immigratie is zo oud als de mensheid, het inschikken en aanpassen is nooit rimpelloos verlopen, maar het hoeft geen uitzichtoos conflict te worden, integendeel, alle partijen kunnen er hun voordeel bij doen" (blz. 26en uithalen naar 'ons', Belgen, die medeverantwoordelijk zijn voor wat er fout loopt: "omdat we de opvoeding verwaarlozen, omdat we partijen steunen die onverdraagzaamheid propageren, omdat we onze eigen waarden niet naleven" (blz. 61).

En ja, ze geeft de richting aan door haar eigen gedrag: niet toegeven aan terreur of angst; nee aan de hoofddoek als symbool van onderdrukking. Is dat het dan? De etiquette voor de multiculturele samenleving waarnaar de achterflap verwijst valt eerder magertjes uit.

Te zot of te bot
Dit alles onder de noemer van 'te zot of te bot'. Het loopt als een rode draad door de tekst: een dialoog mag niet te zot of te bot; columns, spot- of smaadschriften mogen al een keer te zot maar nooit te bot; voor onszelf zijn we te zot, voor de anderen te bot. Het neigt naar ludiciteit, maar toch ademt dit pamflet onvoldoende Erasmiaanse zotheid. Een Tom Lanoye-toets zou een en ander frivoler en minder zeurderig hebben gemaakt. Bot hoefde het sowieso niet te zijn, want botheid leidt tot weerspannig gedrag en daar hebben we al meer dan genoeg van. Vraag het maar aan bovengenoemde buschauffeur of verpleegster. 
Van de Grand Old Lady onzer letteren had ik toch een ietsje meer verwacht.

Te zot of te bot, Pamflet, Querido, 2006, 63 blz.